‘s-Gravenhage Frankrijkskerk

Vanaf 1797 lieten Andreas Court en Magarita Coster hun kinderen dopen in de R.K. kerk in de Casuariestraat. Deze werd ook wel Frankrijkskerk genoemd (Familysearch).

1744 de rooms-katholieke kapel van de Franse gezant in de Casuariestraat,

de oude ambassadekapel had in de volksmond altijd ‘Frankrijks kerk geheten

http://www.gahetna.nl/en/collectie/index/nt00429/07cc581a-61b4-11e3-8e7e-00505693001d/view/NT00429_ruslandgids_teksten/q/zoekterm/munster/q/comments/1

statie van de Jesuiten in de Casuariestraat, voorheen de Frankrijkskerk, te Den Haag, Parochie van de H.H. Antonius en Lodewijk sedert 1955 Rectoraat van de H. Antonius van Padua.

Beknopte geschiedenis van de statie en de parochie
In tegenstelling met de meeste andere grotere steden van ons land is er vóór de reformatie van de XVIe eeuw in ‘s-Gravenhage geen minderbroedersklooster geweest. De stad bood wel verblijf aan gezanten van vreemde mogendheden en het waren de gezanten van katholieke landen die, toen hier de katholieke kerken gesloten moesten worden, hun ambassade-kapellen voor het publiek openstelden tot ergernis van de predikanten. Dat gold met name voor Frankrijk, Venetië, Portugal en later – na de vrede van Munster – ook voor het Duitse keizerrijk en Spanje.
Veelal bedienden de paters jesuiten de ambassade-kapellen, maar in de XVIIIe eeuw brak er in bijna alle landen een hevige vervolging van de Sociëteit los. In 1708 werden de jesuiten door de Staten van Holland verdreven en zo werd in Den Haag de zolderkerk aan de Nobelstraat gesloten. De Staten hadden echter niets te vertellen over de ambassadekapellen, maar in 1767 ondertekende de koning van Spanje het verbanningsdecreet waardoor de jesuiten ook de Spaanse kapel in ‘s-Gravenhage moesten verlaten en in 1768 moesten de leden van de Sociëteit ook de Franse ambassade aan de Casuariestraat verlaten.
De minderbroeders die sinds 1710 aan de keizerlijke kapel van de Duitse ambassade waren verbonden, werden gevraagd voor beide genoemde ambassadekapellen.
De keizerlijke kapel van de Duitse ambassade hebben de minderbroeders bediend tot 1803, het jaar dat het duitse keizerrijk werd opgeheven. Aan de overname van de Spaanse kapel had de kerkelijke overheid – zoals trouwens bij de meeste aanstellingen van plaatsvervangers voor de verdreven jezuïeten – de clausule toegevoegd: tot de jezuïeten in het rustig bezit van de statie kunnen terugkeren; in 1807 namen de jezuïeten de statie weer over. Hieruit is de latere Theresia van Avila parochie ontstaan.

De Franse kapel bestond in de XVIIe eeuw uit slechts één kamer binnen het zogenaamde ‘hotel’ van de gezant; hier werden voor hem en zijn huisgenoten kerkdiensten gehouden, maar ook stadsgenoten werden in die tijd toegelaten.
In 1711 kocht de gezant voor zijn regering een uitgebreid terrein rond de huidige Casuariestraat en Prinsessegracht, waar hij voor zijn gevolg in een naburig straatje huizen liet bouwen, terwijl in zijn ambtswoning een nieuwe kapel werd ingericht. Hierheen kwamen echter zoveel mensen ter kerke, dat reeds in 1712 een nieuwe kapel moest worden ingericht. De buitengewone toeloop van kerkgangers deed de jesuiten pogingen ondernemen om hun gesloten kerkje in de Nobelstraat weer voor kerkelijke diensten te heropenen, maar de pogingen mislukten telkens. Daarna zochten de nog aan de ambassade verbonden jezuïeten naar middelen om de ambassadekapel te verruimen, maar het Franse hof was niet genegen in de behoefte van een grotere kerkgelegenheid te voorzien. Ten einde raad namen de jezuïeten en de gelovigen zelf het werk ter hand. De nog steeds gesloten jezuïetenkerk in de Nobelstraat werd uitgebroken en de materialen en ornamenten gebruikt voor de bouw en inrichting van de nieuwe kerk die in 1763 gereed kwam. Uitwendig leek het niet op een kerk, doch inwendig was het een stichtend bedehuis. De ingang was in de Casuariestraat, vandaar kwam men op een binnenplaats waar links de toegang tot de kapel was. * Pater Wilhelmus van Wichem S.J. deed hier de eerste eucharistieviering (zie inv. nr 365).

Toen – zoals we al zagen – in 1768 de jezuïeten de statie van de Franse ambassade moesten verlaten, vroeg de gezant aan de provinciaal van de minderbroeders te Mechelen om twee paters voor de bediening van zijn kapel. Zo kwamen de eerste minderbroeders Joannes Langestraat en zijn medewerker Joannes de Bitter naar de Franse ambassade te ‘s-Gravenhage.
Aan de kapel bediend door de minderbroeders werden al in 1769 alle aflaten en voorrechten geschonken welke aan andere kerken van de Orde verleend waren; de broederschap van de Zalige Dood werd nieuw leven ingeblazen en een afdeling van de Derde Orde van St. Franciscus werd opgericht.
De werkkring van de paters breidde zich uit: het aantal dopelingen en bekeerlingen nam toe zoals uit de boeken blijkt. Al in 1770 werd hun door de provinciaal der minderbroeders een tweede medewerker gegeven en in 1782 zelfs een derde kapelaan .
Bij de grote brand van de Franse legatie in de nacht van 26 op 27 maart 1782 bleef de kapel gelukkig gespaard.
Onheilspellender werd de toestand toen in 1789 de Franse revolutie uitbrak: het heidendom werd staatsgodsdienst, de koning onthoofd, priesters gekerkerd en verdreven, kerkelijke goederen geconfisceerd.
In 1795 vertrok de franse gezant uit Den Haag en in 1795 werd de kapel voor het publiek gesloten, terwijl de koster de opdracht kreeg om het kostbaar zilver, alsmede drie kostbare kazuifels en de antipendia aan Frankrijks zaakgelastigde af te geven.
Het decreet van de Nationale Conventie liet echter de mogelijkheid open om de kapel te huren, waartoe de paters en enkele burgers van ‘s-Gravenhage hun toevlucht namen; en de kerkelijke overheid gaf verlof om de kapel als statie te openen.

Voor de paters braken de magere jaren aan: ontvingen zij eerst als ‘kapelaans’ van de Franse gezant een jaarlijks traktement, nu waren ze zelfs verplicht f. 1000,- aan huur op te brengen; dit was ook een van de redenen waarom mgr. Ciamberlani, vice-superior van de Hollandse Zending, de statie de pastoorsrechten van dopen en huwelijksinzegening schonk.
In 1802 gelukte het pastoor Joannes de Bitter om van de zware huursom af te komen: de uitoefening van de katholieke godsdienst zou voortaan geschieden onder toezicht van de Franse legatie, de kapel was toegankelijk voor burgers, aan het eind van de diensten moest een vastgesteld gebed worden gebeden zoals dat door het concordaat voor de republiek en de consuls was bepaald en overeenkomstig deze beschikkingen hoefde men voor het gebruik van de kapel geen enkele vergoeding meer te betalen.
De paters woonden in die tijd afzonderlijk in verschillende huizen: van pater Langestraat weten we bv. dat hij gewoond heeft op de Fluweele Burgwal naast Maasdam. In het jaar 1804 schreef pater Joannes de Bitter aan de franse gezant, dat de paters binnen vier maanden van woonplaats moesten veranderen en vroeg daarom de leegstaande gebouwtjes, de keukens misschien, welke van het in 1782 afgebrande hotel van de gezant nog restten, te mogen bezetten en tot een geschikt woonhuis te verbouwen op kosten van de paters. Na ongeveer een half jaar kreeg hij van de zaakgelastigde antwoord: dat het de paters door de gezant de Semonville werd toegestaan het lokaal aangrenzend aan de kapel te bewonen, met uitzondering van de stallen en het gedeelte dat door de portier gebruikt werd. Zij zouden echter dan verplicht zijn een trap te laten maken welke zou leiden naar de tribune van de gezant in de kapel; voorts moesten zij het lokaal in goede staat onderhouden en alle onkosten dragen.

Aldus geschiedde en in 1806 was de nieuwe pastorie gereed: het gebouw stond links van de poortingang in de Casuariestraat.

Ondertussen waren de grond en de opstallen van het afgebrande ambassadehotel in 1805 door de Commissarissen van het Gedeputeerde Bestuur van Holland verkocht aan timmerman P. Bodinot, die het terrein in 1822 weer aan pastoor Lochman verkocht die er een prachtige pastorietuin van liet maken. In 1824 kocht de gezant de tuin weer terug, waarin de paters uiteindelijk maar toestemden om de goede verhoudingen niet te schaden; in 1826 gaf de gezant echter het vruchtgebruik van de tuin weer aan de paters.

Bron: Archieven.nl

Afdrukken